Het Belgische asielsysteem heeft geen nood aan nóg meer poortwachters
Deze maandag staakten de medewerkers van Fedasil aan het aanmeldcentrum ‘Klein Kasteeltje’ in Brussel. Het Klein Kasteeltje is het centrum waar asielzoekers aanvankelijk verblijven, voor ze kunnen doorstromen naar het reguliere opvangnetwerk. Omdat het volledige netwerk nu al weken overvol zit, kunnen verzoekers momenteel onvoldoende doorstromen. Woensdag liep de situatie helemaal uit de hand. Enkel verzoekers met een uitgesproken kwetsbaar profiel werden nog toegelaten. 150 asielzoekers stonden voor een gesloten deur. Aan medewerkers van Vluchtelingenwerk vertelden velen onder hen hoe zij al sinds het weekend op straat moeten slapen. Waar eindigt deze waanzin?
Want wat er de komende dagen staat te gebeuren, weten we al. Het is een klassiek sneeuwbaleffect. Dag 1 worden asielzoekers geweigerd, dag 2 staan er meer asielzoekers voor de deur, dag 3 is het een opstopping. Et voila, la nouvelle crise est arrivée. Interessant voor wie zich politiek wil profileren, maar voor de medewerkers aan het Klein Kasteeltje is dit wellicht de keer te veel dat ze dit scenario moeten ondergaan.
Waarom gebeurt dit nu? Er zijn rechtstreekse aanleidingen, zoals het verdwijnen van een duizendtal plaatsen door de overstromingen, en de kleine 700 bijkomende asielzoekers die via de Afghaanse evacuatieoperatie en een hervestigingsoperatie arriveerden in september. Dat het aantal asielaanvragen opnieuw zou stijgen deze zomer, eens de covid-crisis zich stabiliseerde, was voorspeld. Ook in buurlanden, zoals Nederland merkt men opnieuw een stijging van het aantal verzoeken. Daarachter schuilt een structureler probleem: een opvangsysteem dat steunt op collectieve centra met wisselende huurcontracten dat te weinige structurele buffercapaciteit voorziet ging vroeg of laat zwaar onder druk komen te staan. Dat is wat er nu gebeurt.
Het regeerakkoord beloofde nochtans dit soort crisissen te vermijden door in te zetten op een flexibel, schokbestendig opvangnetwerk met voldoende bufferplaatsen en een evenwicht tussen collectieve en individuele plaatsen. Vandaag moeten we vaststellen dat dit is blijven liggen.
Er werd de afgelopen weken wel degelijk geld vrijgemaakt voor bijkomende centra en bufferplaatsen, maar de reactie kwam dus te laat. Crisisomstandigheden zijn geen goede context om een stabiel beleid uit te rollen. We hebben begrip voor de praktische problemen waar de staatssecretaris (Sammy Mahdi (CD&V), red.) en Fedasil mee worden geconfronteerd, maar deze crisis kon vermeden worden.
Waar we moeilijker begrip voor kunnen opbrengen, is het feit dat de staatssecretaris de hete aardappel voor een te reactief beleid doorschuift naar bepaalde groepen asielzoekers die volgens hem eigenlijk “niets te zoeken hebben in de opvang”.
Openlijk wordt het recht op opvang van verzoekers die eerder een asielaanvraag indienden in een andere lidstaat, of een statuut hebben in een andere lidstaat, in vraag gesteld. De oplossing ligt volgens de staatssecretaris in een verstrengd Europees kader voor opvang, hoewel hij weet dat die onderhandelingen muurvast zitten.
We zien nog een aantal problemen in deze boodschap. Wat Dublin betreft: 54 procent van de uitgaande Dublin-verzoeken stuurde België in 2020 naar landen als Italië, Griekenland en Spanje. Landen waar het asiel- en opvangsysteem met duidelijk gerapporteerde problemen kampt. Wie bovendien in een land als Griekenland of Roemenië bescherming krijgt, komt er doorgaans terecht op straat. De overheid laat hen geen andere keuze dan door te reizen, op zoek naar perspectief.
Bovendien zien we dat de beoordeling van asielaanvragen tussen verschillende lidstaten enorm uiteenloopt. Landen verdringen elkaar om een beeld op te werpen van strengheid en onverzettelijkheid. Die asielloterij klagen we al jaren aan. Dat een relatief groot aantal dossiers een link heeft met een andere lidstaat is bovendien het logische gevolg van een Europese grenspolitiek, waar de systematische pushbacks door Griekenland, Kroatië, Cyprus en de Libische kustwacht het zéér moeilijk hebben gemaakt om nog een asielaanvraag in te dienen binnen de EU.
We begrijpen ook niet wat de staatssecretaris denkt te bereiken met mensen toegang tot opvang te ontzeggen. Een dak boven je hoofd hebben is tot nader orde een mensenrecht. Wanneer asielzoekers en vluchtelingen verder trekken binnen de Europese Unie, komt het net vaak omdat ze situaties van dakloosheid ontvluchten. Iemand die op straat staat, gaat in overlevingsmodus, leeft van de ene dag tot de volgende, op automatische piloot. Met zo’n persoon een gesprek over terugkeer aangaan is onbegonnen werk. Als we belangrijke lessen uit de covid-crisis kunnen trekken, is het ten slotte dat 24-urenopvang niet duurder is dan noodopvang en een veel ingrijpender effect heeft om mensen in staat te stellen hun leven terug in handen te nemen. Als je met iemand een grondig gesprek over terugkeer kan en moet voeren, is het best dat deze persoon nog niet met de rug tegen de muur staat.
Het Belgische asielsysteem heeft geen nood aan nóg meer poortwachters. Het heeft nood aan zuurstof en gemotiveerde sociaal werkers.
Geef de werknemers aan het Klein Kasteeltje de ruimte om hun werk als begeleider naar behoren uit te voeren. De resultaten zullen volgen.
Ball’s in your court, Mr Mahdi.
Elias Van Dingenen is coördinator communicatie bij Vluchtelingenwerk Vlaanderen